Theo Nederstigt: ’Het zijn mensen’
April 2019 – Gelauwerde Theo Nederstigt over zijn vrijwilligerswerk bij de Stichting VluchtelingKansen
Ter gelegenheid van Koningsdag 2019 kreeg Theo Nederstigt vanwege zijn vele verdiensten een lintje. Theo is een van de oprichters van de Eurowinkel in Driebergen en nog altijd actief in de opvang van vluchtelingen. Toen hij dit interview gaf, wist Theo uiteraard nog niets van een koninklijke onderscheiding, maar de verwachte toekenning was mede aanleiding om hem te vragen naar zijn levensgeschiedenis en vooral zijn bemoeienis met vluchtelingen.
Ontwikkelingswerker
Een leven lang actief voor vluchtelingen, dat typeert Theo Nederstigt (Haarlem, 1939). Al op 18-jarige leeftijd sloot hij zich aan bij de Internationale Bouworde, een katholieke organisatie die activiteiten ontplooide voor vluchtelingen in Duitsland en Oostenrijk. Nu hij bijna 80 is, ziet hij nog steeds de noodzaak. ‘Er zijn nog altijd organisaties, met name hier in Nederland… ik weet niet wat die in hun oren hebben, hoor. Mijn vrouw zou zeggen: “Die hebben een banaan in hun oor” (lacht). Die horen niet wat er aan de hand is.’
In 1962 vertrok Theo na een studie bouwkunde naar Congo, waar hij een katholiek trainingscentrum opzette voor vrijwilligers. Toen etnisch geweld oplaaide, raakte Theo betrokken bij de opvang van vluchtelingen. Voor hun huisvesting werd een woningbouwcoöperatie opgezet, met een grote mate van zelfredzaamheid. Tot 1975 zette Theo zich in Congo in voor de vorming van andere coöperaties en het opzetten van een koepelorganisatie.
Terug in Nederland ging Theo bij de Vastenactie in Zeist werken. Hij vond in Sjaan Verdegaal zijn levenspartner. Samen hebben ze vier kinderen, waarvan één geadopteerd uit Congo. In de loop van de jaren waren regelmatig pleegkinderen met een vluchtelingenachtergrond bij hen te gast.
Theo was bij de Vastenactie verantwoordelijk voor projecten in Afrika en bleef dat toen diverse katholieke organisaties samengingen in Cordaid. Daar werkte hij tot zijn pensionering. Tot zijn taken behoorde het geven van trainingen voor partnerorganisaties van Cordaid en andere medefinancieringsorganisaties. Zijn Congolese ervaring met coöperaties kwam te pas bij het geven van cursussen voor leiders van niet-gouvernementele organisaties die vanuit Nederland gesteund werden.
Vrijwilliger
Na zijn pensionering bezochten Theo en Sjaan een keer de Nacht van de Vluchteling in Zeist. Daar raakten ze in gesprek met mensen van Vluchtelingenwerk in Leersum. Die hoorden van Theo’s ervaring in Congo en vroegen hem om een keer met een Congolese vluchteling te praten. Deze man was zo getraumatiseerd dat hij helemaal niets meer zei. Theo vertelt: ‘Nou goed, ik kwam die man tegen en toen zei hij wel zijn naam. O, zei ik, dan kom jij uit Losambo! Toen keek hij mij aan. “Nee, ik niet, mijn vader!”. Dat iemand in Nederland zijn familienaam thuis kon brengen, verbrak zijn stilzwijgen en de man begon zijn verhaal te vertellen. Uiteindelijk is hij goed terecht gekomen.’
Dat was Theo’s eerste ervaring als vrijwilliger met het vluchtelingenwerk in Nederland. Hij bleef meedoen en begeleidde vooral Franstalige vluchtelingen. Dat hij ook een van de Congolese voertalen spreekt, hielp daarbij.
Eurowinkel
Het viel Theo op dat jongeren zodra ze achttien werden, niet meer naar school mochten. ‘Die liepen zich in het AZC stierlijk te vervelen en werden lastig. Ik zei: “Daar moeten we iets aan doen”. In diezelfde tijd ontving de pastoor in Doorn veel kleding voor vluchtelingen. Hij gooide die op één grote hoop en nodigde vluchtelingen uit om daaruit te zoeken wat ze nodig hadden. Dat moest anders. Samen met de coördinator van Vluchtelingenwerk toen, Cees van den Broek, bezorgden we de pastoor rekken en hangertjes. Toen stuurden we vluchtelingen naar hem toe om die boel te sorteren. Maar die moesten wel heen en weer reizen. Dus bedachten we: om de kosten te dekken, vragen we voor elk kledingstuk dat vluchtelingen kiezen 1 Euro. Nou, dat liep zo goed dat we geld overhielden. Toen zeiden Kees en ik: dan kunnen we met dat geld ook wel die jongeren die zich lopen te vervelen naar school sturen. Kees zorgde dat het geld binnen kwam en ik dat het weer uitgegeven werd (lacht).’
Het aanbod van kleding bleek veel groter dan nodig was voor de vluchtelingen en zo ontstond het idee van de 1-Euro-winkel. Daar kon iedereen komen. Dat leverde geld op. ‘Met de opbrengsten van de 1-Euro-winkel stonden we in voor de kosten die die vluchtelingen op school moesten maken. Reiskosten, boeken en andere onkosten. Zo zijn we begonnen’.
De winkel zat antikraak in panden die tijdelijk leeg stonden. Gaandeweg vond een ‘zwaan-kleef-aan’-proces plaats van activiteiten die op een of andere manier met de begeleiding van vluchtelingen te maken hadden, zoals taallessen en stagebemiddeling. Nu is de Eurowinkel definitief gehuisvest in De Delerij aan de Oranjelaan in Driebergen, de voormalige Christelijk-Gereformeerde kerk. Daar zitten verwante organisaties bij elkaar. Zonder de steun van de plaatselijke gemeenschap en allerlei fondsen was dit niet mogelijk geweest.
Begeleiding
Theo en zijn collega’s besteden veel tijd aan de begeleiding van vluchtelingen. Deels gaat het om mensen van wie de aanvraag nog loopt, deels om mensen die niet mogen blijven, maar ook nog niet weg kunnen. In het laatste geval is er nogal eens aanleiding om beroep aan te tekenen tegen de genomen beslissing. Van geval tot geval wordt nauwkeurig bekeken welk traject gevolgd moet worden.
‘Soms zijn er mensen, die zitten op school, die krijgen op een gegeven moment een negatieve beslissing van de IND. Die moeten dus het AZC uit, terug naar hun eigen land. Dat lukt vaak niet. Ondertussen zitten ze wel op school en leren dus een beroep. Dan proberen we ze toch weer terug in een procedure te krijgen en op school te houden.’
‘Bijvoorbeeld X, komt uit Kameroen. Is slachtoffer van mensenhandel. De IND twijfelt daaraan. Hij zat in het AZC. We hebben hem naar de Internationale Schakelklas (ISK) gestuurd, om Nederlands te leren. Vandaar is hij overgestapt naar een opleiding in de zorg. Die heeft ondertussen vier jaar een opleiding in de zorg gehad. Is tegen een aardig meisje aangelopen, en is daarmee getrouwd. Ze hebben nu een kind. Hij is gediplomeerd, kan zo aan de slag in de zorg, maar heeft nog steeds geen papieren. Naar Kameroen kan hij ook niet. Om zulke gevallen gaat het.’
Vaak kunnen niet alle documenten verkregen worden die de IND vraagt. Dat maakt het moeilijk om statuszoekers toe te laten, maar het betekent ook dat zij niet terug kunnen. Ze zitten tussen wal en schip. Theo en zijn collega’s doen hun uiterste best om, met hulp van advocaten, documenten op te vragen, maar dat is niet altijd eenvoudig. Hoe krijg je bijvoorbeeld een geboortebewijs uit een land als Afghanistan? Zelfs als het te regelen is, komt vervolgens het probleem het veilig hier te krijgen. Daar zitten kosten aan. Die worden gedekt vanuit de winkel, dankzij de kleding en de boeken.
Een apart geval vormen de zogenaamde LHBT-ers die vanwege hun seksuele geaardheid op de vlucht zijn gegaan. Het is niet altijd eenvoudig bewijsstukken aan te leveren. ‘Zulke mensen praten er ook niet gemakkelijk over, en als ze al wel praten, worden ze niet op hun woord geloofd. Verschillende keren lukte het ons de nodige stukken boven tafel te krijgen. Zulke mensen gaan dan weer terug de procedure in, ondanks de eerdere afwijzing.’
Het werk is ingewikkeld en het is niet altijd gemakkelijk gemotiveerd te blijven. ‘Soms zeg ik wel eens, nou, ik heb er eigenlijk wel genoeg van. Maar ja, goed, het zijn mensen met wie je te maken hebt, toch? Het zijn allemaal individuen, iedereen is anders.’ Sjaan: ‘Aan de andere kant wordt het nu wel tijd dat je het stokje doorgeeft. Want het is wel veel.’
Succesverhalen
Dat er regelmatig succesverhalen te vertellen zijn, is belangrijk om gemotiveerd te blijven. ‘Zo had Y hier een opleiding gevolgd, gediplomeerd en wel, elektricien, erg populair bij allerlei bazen die hij gehad heeft, waar hij stage gelopen heeft. Hij kon gelijk aan de slag, maar hij kreeg geen status. Toen kwam er een andere president in zijn land. Ik zei: “nou, nu zal het toch wel weer veilig zijn”. Hij bellen met zijn vader daar, dat gaat tegenwoordig zo gemakkelijk. Via de app bel je voor niks. Maar goed, we hebben hem dus gemotiveerd gekregen om te zeggen: “ik ga dan toch maar weer terug”. Ik zeg: “waarom zet je daar dan geen elektriciteitsbedrijf op? Je hebt alle diploma’s, je hebt ervaring opgedaan.” “Ja maar, hoe moet ik dat doen?” Toen hebben wij dus geld gezocht om de nodige inrichting te kopen, en hij is vertrokken met een autootje en alle materialen die hij nodig zou hebben. Laatst had ik hem nog aan de lijn en toen vertelde hij dat hij al met twee klussen bezig is bij nieuwbouwwoningen.’
Een van de vroegste voorbeelden van een geslaagde terugkeer naar het land van herkomst, betreft een Congolese vluchteling. Theo had daarbij het voordeel van zijn eigen werkervaring in Congo. ‘Hoe kon hij het beste weer teruggaan? Ik zeg: “waarom begin je geen bedrijfje daar?” “Ja, maar wat?” Ik zeg, het was mooi weer: “ijscoboer” (lacht). O ja, dat leek hem wel wat. En toen is hij naar de banketbakkersschool gegaan in Wageningen, en daar heeft hij ijs leren maken. Met hulp van anderen heeft hij een oude ijsmachine op de kop weten te tikken. Daar is hij mee vertrokken naar Congo. Samen hadden we gekeken wat een goeie plek was in de hoofdstad Kinshasa om een ijssalon op te zetten. Ik ken die stad. Hij zit nu bij een busstation waar veel mensen overstappen. Hij verkoopt daar onder andere ijs met de naam boerenjongens (lacht). Heeft nog in de Volkskrant gestaan, een correspondent die dat ontdekte. Dat is dan wel grappig. Hij heeft nu twaalf man in dienst, die lopen allemaal met zo’n bak voor hun buik ijsjes te verkopen in de stad.’
Herkansen
Als de IND mensen afwijst, soms na jaren, bekijken Theo en zijn collega’s met de betrokkene of dat terecht was. Sjaan tegen Theo: ‘Jij vindt het ook wel heel leuk om de mazen in het net op te zoeken, en dat lukt nog weleens. Dat hebben jullie vanaf het begin gedaan, jij en Cees van den Broek.’ Niet onbelangrijk is dat de begeleiders vanuit de Stichting als vrijwilligers een andere relatie hebben met de vluchtelingen dan de ambtenaren van de IND. Ze kennen hen op een veel persoonlijker manier. Theo: ‘Mijn grijze haren, ik ben ouder, dat scheelt ook.’ (lacht). Anderzijds herkent hij sneller verhalen die niet kloppen. Sommige vluchtelingen bleven daarom weg na een eerste contact. Ook die kant zit aan het begeleidingswerk.
Nogal eens komen aspecten naar voren die de IND over het hoofd ziet. ‘Eigenlijk doen wij vaak het werk dat IND niet gedaan heeft. Het vraagt ook echt wel veel geduld. Zo zat Z, uit Afghanistan, in een AZC hier in de buurt. Hij zat al op school, maar was op een gegeven moment uitgeprocedeerd. Goed, als je dan die jongen een beetje beter leert kennen, dan zeg je: er is iets aan de hand. Hij had een psychisch probleem. Na de afwijzing moest hij naar Ter Apel in afwachting van uitwijzing. Maar daar zeiden ze dat hij terug moest naar het AZC waar hij vandaan kwam. Daar was de reactie: we hebben jou uitgeschreven en we laten je er niet meer in. Dus stond hij op straat. Toen belde hij ons. Opeens ben je het enige aanspreekpunt voor zo iemand. Op een zaterdag. Niemand te bereiken natuurlijk. “Nou ja, dan blijf je maar even hier in huis.” Maandag overal gebeld, nou niks. Dat heeft tien weken geduurd. Heeft hij hier in huis gezeten. Toen aangetoond was dat hij echt een psychisch probleem had, kon hij op basis daarvan weer terug in de procedure. Dat hadden ze bij de IND dus eerst niet gezien, later wel. Hij heeft nu een status, hij kan weer naar school, er kan weer van alles gebeuren.’
Thuisfront
Als dingen grondig misgaan, zoals in dit geval, betekent het vrijwilligerswerk voor Theo en Sjaan dat ze soms vluchtelingen in hun huis opnemen omdat de overheid geen opvangmogelijkheid biedt. Sjaan: ‘Ze zijn ook wel vaak hier thuis geweest of komen binnengewandeld. Dat is nog zo. Sommigen komen mee-eten of een spelletje spelen, ook als ze al de status hebben of werk. Of als ze niet weten hoe ze een formulier moeten invullen, zoals voor de belastingen.’ Wat in De Delerij gebeurt, klinkt thuis zo door. Voor Theo is Sjaan een nuttig klankbord. ‘Gelukkig wel’, zegt hij, ‘je doet het niet alleen hoor, dat is wel heel zeker’.
Theo’s recept voor integratie? ‘Snel invoegen, door scholing en werk. Niet jarenlang laten rondhangen. Dan leren ze alleen maar niks doen en de kantjes ervan aflopen. Je moet beneden aan de ladder beginnen, bij de werkvloer. De Euro-winkel is zo’n leerplek voor vluchtelingen. Ze leren verantwoordelijkheid, op tijd komen. Daar begint integratie.’
(tekst en foto’s: André Droogers)